Psychologische flexibiliteit in het onderwijs
Het onderwijs staat onder druk. Leerkrachten ervaren de hoogste werkdruk van alle werknemers in Nederland (Traag, 2018). Ze komen steeds minder toe aan datgene waarvoor ze voor hun vak hebben gekozen: werkelijk contact maken, het kind zien, een goed gesprek, creativiteit, plezier en samen met de kinderen de wereld ontdekken. Dat maakt het vak onaantrekkelijker, wat een probleem is, gezien het grote lerarentekort. Ook kinderen staan onder druk. Steeds meer kinderen krijgen een DSM-classificatie met de bijbehorende medicatie (en bijwerkingen) en de groep thuiszitters neemt de afgelopen jaren toe.
Wij willen een bijdrage leveren aan onderwijs waarbinnen zowel leerkrachten als leerlingen gezond kunnen zijn en zich kunnen ontwikkelen. Daarom schreven we het boek Psychologische flexibiliteit in het onderwijs. De kennis en de oefeningen in het boek leerkrachten kunnen ondersteunen om meer veerkracht te ontwikkelen. We wensen hen toe dat ze weer eigenaarschap kunnen pakken over hun vak en hun talenten. Daarbij zetten we de leerkracht centraal in het boek, omdat we denken dat de basis begint bij hen. Alleen als je zelf veerkrachtig bent en hebt ervaren hoe je veerkracht kunt ontwikkelen, kun je ook kinderen daarbij ondersteunen.
Jezelf kennen, kunnen omgaan met je emoties en gedachten en je gedrag kunnen reguleren, zijn, naast alle essentiële cognitieve kennis en vaardigheden, belangrijke ontwikkelpunten voor kinderen. Daar hebben kinderen de rest van hun leven plezier van, wat ze ook gaan doen. We hebben in ons boek ook aandacht voor de school als context van de leerkracht en leerling. Een prosociale context die het ontwikkelen van psychologische flexibiliteit ondersteunt.
De hexaster als rode draad
Als rode draad in ons boek maken we gebruik van de hexaster, een aangepaste versie van de hexaflex (Hayes, 2006). De volgende elementen worden in de hexaflex beschreven: aandacht in het hier en nu, acceptatie, observerende zelf, defusie, waarden en waardegerichte actie. Als deze elementen in hoge mate aanwezig zijn, spreken we over een hoge psychologische flexibiliteit. De hexaster is een hexaflex met een warm hart: compassie is erdoorheen gevlochten. Ook hebben we zinnen toegevoegd aan de begrippen om het direct concreter te maken voor leerkrachten. In dit artikel zullen we beschrijven hoe we naar deze modellen kijken en welke overwegingen we hadden om compassie er expliciet bij te betrekken.
De hexaster uit: Klomp, F. & Steeman, M. (2020). Psychologische flexibiliteit in het onderwijs: doen wat werkt met hart en ziel. Acceptatie- en commitmenttraining. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Over de hexaflex: wat is het wel en wat is het niet?
Ten eerste is het van belang om te onderscheiden waar we het over hebben. In de RFT (Relational Frame Theory) literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen processen, procedures en resultaten. Onder processen verstaan we goed gedefinieerde, testbare en coherente units van wetenschappelijke analyse. Een proces beantwoordt de vraag: Waarom? Waarom zie je in deze specifieke context dit specifieke gedrag? Bij procedure en resultaat wordt de vraag gesteld: Hoe (met welke procedure) bereik je welk resultaat?
De elementen van de hexaflex/hexaster worden wel eens ACT-processen genoemd, maar zijn dat eigenlijk niet. Wij hebben ze ACT-vaardigheden genoemd en ze verwijzen naar procedures en resultaten. Het zijn midlevel termen, niet zo specifiek (low level) als een proces (bijvoorbeeld bekrachtiging) en ook niet zo breed (high level) zoals geheugen of stress. De ACT-vaardigheden zijn niet kristalhelder te onderscheiden, er kan overlap zijn. Bijvoorbeeld defusie vindt plaats in het hier en nu vanuit het perspectief van het observerende zelf. Verder kan een onderliggend proces bij verschillende vaardigheden van toepassing zijn, bijvoorbeeld bekrachtiging.
ACT-vaardigheden
De procedures in de hexaflex/hexaster gaan over het aanleren van ACT-vaardigheden door oefeningen, modeling, psycho-educatie en het creëren van een specifieke context die psychologische flexibiliteit stimuleert. We verwachten na het implementeren van de procedures bepaalde resultaten te zien: ACT-vaardigheden. Deze worden in verband gebracht met psychologische flexibiliteit en veerkracht.
Barnes-Holmes en McEnteggart definiëren veerkracht als volgt: veerkracht is hoog als iemand zelf een verbalefunctieanalyse kan maken: relateren over de pijn (ik begrijp mijn pijn), bewuste oriëntatie (ik merk op) en een bewuste keus richting toenadering. Dan volgt onderzoekend en flexibel gedrag vanzelf en zal in zichzelf bekrachtigend zijn (natuurlijke bekrachtiging). In deze definitie zie je de ACT-vaardigheden terugkomen.
Als iemand deze vaardigheden niet laat zien en vastloopt in destructief gedrag, dan kan de therapeut helpen door samen met de client verbalefunctieanalyses te maken van het gedrag. Daarbij wordt kennis over gedrag op procesniveau ingezet. De manier waarop de gedragsprocessen onderzocht en beschreven worden is zeer technisch en complex. Therapie op het niveau van gedragsprocessen wordt wel vergeleken met chirurgische precisie ten opzichte van een schot hagel als je ACT-vaardigheden traint.
Een leerkracht is geen therapeut
In de context van het onderwijs is dat laatste voldoende. Het belangrijkste is dat veerkracht bevorderd en niet tegengewerkt wordt. Als wij leerkrachten en leerlingen willen helpen om hun psychologische flexibiliteit te ontwikkelen, is het belangrijk om een pragmatisch en toegankelijk aanbod te hebben. Een leerkracht komt een heel eind met het inzetten van ACT-vaardigheden. Bij hardnekkig destructief gedrag is het van belang als een gedragsdeskundige, bijvoorbeeld een orthopedagoog of schoolpsycholoog, goed gaat kijken naar het gedrag op het niveau van processen. Met behulp van een gedragsanalyse kan met meer precisie, diepte en breedte gekeken worden. De kans is dan groter dat het gedrag begrepen wordt, beter voorspelbaar is en beter beïnvloedbaar is.
Onderzoek naar ACT in het onderwijs
Alle drie de niveaus van kijken naar gedrag en beïnvloeding ervan is van belang. Inzicht in processen kan ons helpen om procedures te verfijnen en betere resultaten te krijgen. Waarom, wanneer, bij wie en in welke context maakt welke procedure de grootste kans om tot een specifiek resultaat te leiden? Er is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar ACT. Het is van belang dat ook in de context van scholen onderzoek plaatsvindt. Dit onderzoek is in volle gang en volgen wij met interesse.
Over compassie in de hexaster
Dit is dus hoe we hexaflex pragmatisch in zetten in ons boek. Daarnaast hebben we compassie eraan toegevoegd, waardoor het model de hexaster is geworden. De afgelopen jaren is er naast de zes ACT-vaardigheden van de hexaflex in toenemende mate aandacht voor compassie. Er is veel interessant en bruikbaar onderzoek gedaan naar compassie en de toepassing daarvan in training en therapie. Het blijkt een waardevolle aanvulling te zijn. In mijn (Maaike) werk als GZ-psycholoog heb ik dat ook ervaren. Ik zag in de beginjaren dat ik met ACT werkte nogal eens dat cliënten starre en kritische manier met ACT aan de slag gingen: ik moet waardegericht handelen, ik moet accepteren en ik moet mijn gedachten defuseren. Vaak hing er ook nog een betekenis aan vast als: pas als ik ACT toepas in mijn leven oké en ben ik oké. Daardoor werd acceptatie naar de achtergrond gedrukt en stak de veranderagenda vaak de kop op. Als therapeut was het voor mij een uitdaging om daar ACT-wise mee om te gaan. Ik weet niet hoe vaak ik ‘hold it lightly’ heb geroepen in die tijd! Het inzetten van compassie heeft mij en mijn cliënten geholpen om dit soort niet-helpende patronen te doorbreken.
Er zijn verschillende definities van compassie in omloop. Wij gaan uit van die van Kirsten Neff (2017), zij onderscheidt:
- Het lijden toenaderen.
- Vriendelijkheid, de intentie om lijden te verminderen of voorkomen.
- Inzicht in wat het betekent om een mens te zijn.
Compassie is een high level term, het bevat veel componenten. Het gaat om een combinatie van bepaalde intenties, vaardigheden en kennis (bijvoorbeeld over evolutie en stress). Het bevat uiteenlopende kenmerken: gevoeligheid, tolerantie voor pijnlijke emoties, moed, wijsheid, vriendelijkheid, niet-oordelen, empathie (Gilbert (2003), Kolts (2016)). Je kunt compassie tot uitdrukking brengen door de taal die je spreekt naar jezelf of een ander, je houding ten opzichte van wat er gebeurt en wat je ervaart en de keuzes die je maakt op het gebied van (zelf)zorg.
Compassie als geheel is helpend om ACT-vaardigheden te ontwikkelen. Alle ACT-vaardigheden gaan uiteindelijk om toenadering. Toenadering naar waarden en leven en aangezien leven altijd lijden bevat, ook toenadering naar lijden. Het aanleren van vaardigheden is altijd een pad van vallen en opstaan. Het is in zo’n groeiproces heel fijn als je weet dat je opgevangen wordt als je valt. Dat je jezelf dan liefdevol kunt toespreken en vriendelijk met jezelf om kunt gaan. Zodat je je wonden kunt likken, ervan kunt leren en weer verder kunt gaan.
Compassie kan ervaren worden in de binnenwereld van een persoon. Het functioneert dan als een bepaalde context van die binnenwereld. Een manier waarop je je eigen binnenwereld benadert. In contact met anderen is compassie als een bepaalde context voor de ander. Neufeld (2016) spreekt over de context van compassievolle verbinding als een psychologische baarmoeder waarbinnen een kind zich kan ontwikkelen. Binnen die context kunnen nieuwsgierigheid, autonomie, leren van fouten, emotieregulatie en gedragsregulatie tot bloei komen. Dit zijn belangrijke vaardigheden die lastig via directe instructie aan te leren zijn. Ze zitten in ons en komen tot bloei binnen een bepaalde optimale context, namelijk binnen een veilige en vervullende verbinding. Ze zijn een voorwaarden om leerbaar te zijn. Leren doe je door vallen en opstaan en compassie biedt een zachte landingsbaan. Deze compassievolle context is van groot belang voor leerkracht en kind of therapeut en client, omdat die expliciet in een proces van groei en ontwikkeling zitten. Maar eigenlijk is in elk contact compassie waardevol, ook het contact met jezelf. Een liefdevolle, wijze en moedige context.
Meer weten?
In ons boek Psychologische flexibiliteit in het onderwijs presenteren we de hexaster en maken we de vertaalslag van ACT en RFT naar de dagelijkse onderwijspraktijk. Ook schreven we een artikel over de hexaster voor leerkrachten. Dat vind je hier.
Interesse in het boek?
Bronnen
Barnes-Holmes, Y., Hussey, I., McEnteggart, C., Barnes-Holmes, D., & Foody, M. (2016). Scientific ambition: The relationship between relational frame theory and middle-level terms in acceptance and commitment therapy. In R. D. Zettle, S. C. Hayes, D. Barnes-Holmes, & A. Biglan (Eds), The Wiley handbook of contextual behavioral science (pp. 365-882), West Sussex, UK: Wiley-Blackwell.
Barnes-Holmes, Y., McEnteggart, C., & Barnes-Holmes, D. (2020). Recent Conceptual and Empirical Advances in RFT: Implications for Developing Process-Based Assessments and Interventions for Human Psychological Suffering. In Levin, M. E., Twohig, P., & Krafft, J. (Eds.). Innovations in Acceptance and Commitment Therapy. New Harbinger: Oakland, CA
Barnes-Holmes, Y. (2020). Workshop RFT and the ROE. 7 & 8 oktober.
Gilbert, P. & Choden (2003). Mindful compassion: how the science of compassion can help you understand emotions, live in the present and connect deeply with others. Oakland: New Harbinger Publications.
Hayes, S., Luoma, J., Bond, F., Masuda, A. & Lillis, J. (2006). Acceptance and Commitment Therapy: model, processes, and outcomes. Behavior Research and Therapy, 44, 125.
Klomp, F. & Steeman, M. (2020). Psychologische flexibiliteit in het onderwijs: doen wat werkt met hart en ziel. Acceptatie- en commitmenttraining. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Kolts, R. (2016). CFT made simple: a step-by-step guide to help clients. Oakland: New Harbinger Publications.
Neff, K. (2017). Zelfcompassie: stop jezelf te veroordelen (twaalfde druk). Amsterdam: Uitgeverij Cargo.
Neufeld, G. (2016). Relationship matters. Ted Talk. Geraadpleegd op: https://www.youtube.com/watch?v=YjfpGGOGDCo&feature=emb_logo&fbclid=IwAR2cbZ7m6A3LZn97ILQggT_j-G3qEUZYdcKZQmTnVCzzc5odzFr4yrxBOMQ
Traag, T. (2018). Statistische trends: leerkrachten in het basisonderwijs. Den Haag: CBS.